Artikel uit De Gelderlander van 15-10-2004

Erger dan Ellecom kon de hel op aarde niet zijn

Door HARRY VAN DER PLOEG


ELLECOM - SS'ers veranderden het dorpje Ellecom in de herfst van 1942 in de hel op aarde voor 139 joodse mannen. Max Deen (84) overleefde de verschrikkingen. Gisteren was hij even terug. "Liefde voel ik hier nu."

Max Deen legt een roos op de tafel met kiezelstenen langs de Zutphense Straatweg die Ellecom doorsnijdt. "Wonderlijk dat ik hier mag staan, namens de anderen", peinst hij temidden van dorpelingen die hem een warme ontvangst bereid hebben.

De kiezelstenen van het Joods Monument van beeldhouwer Harry de Leeuw, zes jaar geleden onthuld, vertegenwoordigen de joodse mannen die in 1942 naar Ellecom werden gedeporteerd vanuit Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. In een werkkamp kwamen ze terecht. "Na zes weken viel de eerste dode, waren er 36 mannen doodziek." Later kwamen er nog twee mensen om. "Met een gemiddeld gewicht van 35 kilo werden we na elf weken op transport naar Westerbork gesteld."

Negen concentratiekampen zag Deen nadien: Birkenau, Auschwitz, Monowitz, Gleiwitz, Buchenwald, Halberstadt, Magdeburg, Dachau en Sachsenhausen. Hij werd door de Russen bevrijd.

"Erger dan Ellecom kan het niet worden", dachten de overlevenden van het werkkamp nog einde 1942. De Duitse bezetter wilde in het dorp snel een opleidingscentrum voor de Nederlandse SS uit de grond stampen, het beruchte Avegoor. Joodse dwangarbeiders moesten grondwerkzaamheden verrichten. "Lorries met vol met stenen scheppen."

De hel van toen is volledig uit het straatbeeld verdwenen. Deen wandelt met het gezelschap naar Villa Irene aan de Zutphense Straatweg. De statige villa staat te koop, achter de voordeur staan drie paar schoenen van de kraakwacht. Op zolder zoekt Deen naar woorden. "Verdriet voel ik hier. Maar ik ben ook blij, omdat jullie me omgeven met liefde."

Bij de villa moesten ze destijds in het gelid gaan staan, de mannen uit de Randstad. "Alles uitpakken en sorteren, de persoonsbewijzen inleveren. Kaalgeschoren werden we, de trap op geknuppeld. Een dag daarvoor zat ik nog in de nestwarmte van mijn ouderlijk huis." Overdag werden ze opgejaagd en mishandeld, 's nachts geplaagd door vlooien. "Palestina noemde de SS die zolder." Diezelfde SS liet ze graag heen en weer rennen. "Zolder op, zolder af, bed in, bed uit. Sport machen, noemden ze dat."

Langs de Zutphense Straatweg liepen ze naar Avegoor. "De mannen met gemengde huwelijken wisten dat hun vrouwen achter de gordijnen in de woningen zaten. Soms hoorde je ze elkaar over en weer iets fluisteren."

De SS-Turnhalle, thans ogend als een vriendelijke vakantiebarak, was er toen nog niet.

De bewakers maakten Deen voorman, hij kreeg een stok om de anderen af te ranselen. Op een dag werd hij apart genomen. "Je hebt een stok gekregen om te slaan" beet een SS'er hem toe. Maar Max had alleen alsof gedaan. "Ik kan mijn kameraden niet slaan", heeft hij toen gezegd. "Daar hadden ze gevoel voor." Hij vermoedt dat het slecht zou zijn afgelopen als hij 'vrienden' had gezegd. Deen kijkt in het keldergat van de villa. "Daar dreef het lichaam van Jacob de Lion. In het grondwater. Ik had nog nooit een dode gezien."

Op de Bijzondere Begraafplaats aan de andere kant van de spoorlijn liggen zijn stoffelijke resten, samen met die van de twee lotgenoten: Alfred Tuvij en Meier Groot. Kiezelsteentjes legt Deen op hun graf.

"Jacob was handig met de schop, dat hadden ze snel door. Hij moest de eerste lorrie altijd vol scheppen." De anderen hebben hem nog gewaarschuwd. "Jaap, sloof je niet uit. Als jouw lorrie vol is, moeten ze bij ons allemaal vol zijn." Maar Jaap had het niet in zich om de boel te saboteren. Deen denkt aan de Puttenaren, die door de bezetter op transport werden gesteld. "Mensen die geleerd hadden om onderdanig aan de overheid te zijn. Die mensen hebben zich allemaal dood gewerkt in de kampen." Met een betraand gelaat knikt hij naar de burgemeester, hij pakt haar hand vast. "Ach, je bent door de mangel gegaan en dan komt er sap uit. Zo is dat nou eenmaal."